Naar boven ↑

Annotatie

mr. C.W.M. Verberne
3 februari 2020

Rechtspraak

Aansprakelijkheid medische staf voor onderzoek naar (dis)functioneren?

In mei 2012 deed de Rechtbank Zwolle een bijzondere uitspraak. Een medisch specialist die meer dan twintig jaar aan een ziekenhuis verbonden is, krijgt problemen met de overige leden van zijn maatschap, een andere maatschap en met het management van het ziekenhuis. Na meerdere gesprekken en tussenkomst van derden wordt er een onderzoek ingesteld naar zijn functioneren onder verantwoordelijkheid van de medische staf. Geconcludeerd wordt dat de functioneringsvraag terecht is gesteld en dat de patiëntenzorg gevaar loopt door de beschreven problemen. Na correspondentie over en weer over het al dan niet krijgen van een laatste kans en mogelijkheid tot werkhervatting, wordt op enig moment door het bestuur van de medische staf geadviseerd de toelatingsovereenkomst met de specialist te beëindigen. De raad van bestuur neemt het advies over en de toelatingsovereenkomst wordt opgezegd. Hierover vindt een procedure plaats bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg op grond van een arbitrageclausule in de toelatingsovereenkomst. Het Scheidsgerecht heeft bij bindend advies een beslissing gegeven die inhield dat het beroep van de medisch specialist tegen de opzegging werd afgewezen. De opzegging van de toelatingsovereenkomst bleef in stand en er werd geen vergoeding aan de specialist toegekend. Daarmee leek de zaak afgedaan.

De medisch specialist liet het hier niet bij zitten en ging naar de civiele rechter. Die oordeelde, hoewel de beoordeling van het bindend advies slechts zeer marginaal kan geschieden, dat hier geen sprake was van een onvoldoende gemotiveerde uitspraak dan wel een niet-onafhankelijk college. Tot dan weinig nieuws onder de zon. De rechtbank voegde daar echter aan toe dat aan haar wél het recht toekomt om in volle omvang te beoordelen of er daarnaast sprake is geweest van onrechtmatig handelen. Ondanks het feit dat het Scheidsgerecht heeft geoordeeld dat de toelatingsovereenkomst terecht is opgezegd, oordeelt de rechtbank dat door het stafbestuur én de raad van bestuur onrechtmatig is gehandeld. Het onrechtmatig handelen zat in de wijze waarop het onderzoek is gedaan en het traject daarna. De rechtbank oordeelt dan ook dat er sprake is van onrechtmatig handelen waarvoor een schadevergoeding moet worden betaald door het ziekenhuis en de medische staf. Aangezien tegen de hoogte van de vordering en het oorzakelijk verband kennelijk geen verweer was gevoerd, wees de rechtbank de vordering integraal toe en de specialist kreeg 1,6 miljoen euro schadevergoeding. Deze uitspraak sloeg behoorlijk in.

Inmiddels heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juli 2014 in hoger beroep arrest gewezen. Het hof oordeelt anders. Het hof is net als de rechtbank van mening dat er geen reden is om het bindend advies te vernietigen. Het hof beantwoordt de vraag, of gebondenheid van de medisch specialist aan de beslissing van het Scheidsgerecht wegens schending van het motiveringsbeginsel en het beginsel van onafhankelijkheid en onpartijdigheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, ontkennend. Het hof overweegt daarbij, onder meer onder verwijzing naar het toetsingskader voor vernietiging van een arbitraal vonnis, dat enkel de uiterlijke schijn van een gebrek aan onpartijdigheid of onafhankelijkheid ontoereikend is voor vernietiging van een bindend advies. De vordering tot vernietiging van het bindend advies wordt afgewezen. Met betrekking tot het ziekenhuis kan naar het oordeel van het hof geen volledige toets worden uitgevoerd rondom onrechtmatig handelen. Hoewel in beginsel weliswaar de mogelijkheid bestaat te beoordelen of de door de medisch specialist gestelde feiten en omstandigheden leiden tot aansprakelijkheid van het ziekenhuis, geldt zulks niet voor de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de opzegging van de toelatingsovereenkomst, nu over de rechtmatigheid van die opzegging door het Scheidsgerecht reeds een oordeel is geveld, dat niet vernietigbaar is gebleken. Derhalve kunnen daarnaast geen feiten of omstandigheden die wel samenhangen met de opzegging of de totstandkoming daarvan, aanleiding geven tot een ander oordeel. Met andere woorden: als het handelen van het ziekenhuis in de procedure bij het Scheidsgerecht is getoetst en die uitspraak niet kan worden vernietigd, is er weliswaar een mogelijkheid om apart te oordelen over onrechtmatig handelen, maar de civiele rechter moet zich dan houden aan wat het Scheidsgerecht heeft gezegd; uitgaan van de rechtmatigheid. Alleen andere feiten die geen aanleiding waren tot de opzegging kunnen tot een andersluidend oordeel leiden. De civiele rechter mag dus slechts een marginale toets uitvoeren. Het ziekenhuis kan dus opgelucht ademhalen.

Anders ligt dat bij de medische staf. Ten aanzien van de medische staf, in deze procedure de Vereniging Medische Staf, kan naar het oordeel van het hof wél een volledige toets worden uitgevoerd omdat het Scheidsgerecht in zijn bindend advies slechts een inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de vordering van de medisch specialist strekkende tot vernietiging van het besluit van het ziekenhuis. De vraag of de medische staf aansprakelijk kan worden gehouden jegens de medisch specialist is door het Scheidsgerecht uitdrukkelijk niet beantwoord. Het bindend advies staat derhalve niet in de weg aan een inhoudelijke beoordeling van de vraag of de vereniging jegens de medisch specialist gehouden is tot betaling van schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad. Vervolgens onderzoekt het hof het handelen van de vereniging voorafgaand aan de opzegging van de toelatingsovereenkomst door de raad van bestuur. Het hof concludeert dat de vereniging, zowel in de fase waarin onder haar verantwoordelijkheid een onderzoek door een door haar ingestelde onderzoekscommissie naar het functioneren van de medisch specialist heeft plaatsgevonden, als nadien, toen de medisch specialist nog een kans op werkhervatting zou zijn geboden, is tekortgeschoten in de zorg die van haar jegens de medisch specialist kon worden gevergd. De vereniging heeft naar het oordeel van het hof onzorgvuldig, en daarmee onrechtmatig, jegens de medisch specialist gehandeld en is voor de dientengevolge geleden schade van de medisch specialist aansprakelijk.

Vast staat dat de door de medisch specialist gestelde schade rechtstreeks voortvloeit uit de opzegging van de toelatingsovereenkomst. Of er causaal verband is tussen het onzorgvuldig handelen van de vereniging en de opzegging moet worden beoordeeld in het licht van de vraag of indien het onzorgvuldig handelen van de vereniging weggedacht, de toelatingsovereenkomst niet zou zijn opgezegd. Het hof oordeelt dat het besluit van het ziekenhuis tot opzegging wel degelijk voortvloeit uit het functioneringsonderzoek onder verantwoordelijkheid van de vereniging en het daarop gebaseerde besluit. Dat betekent nog niet (zonder meer) dat sprake is van causaal verband tussen de opzegging en het onzorgvuldig handelen. Dat is alleen het geval indien, het onzorgvuldig handelen weggedacht, het adviesbesluit van de vereniging anders zou hebben geluid. Het hof acht de kans reëel dat de medisch specialist zou hebben kunnen aanblijven als de vereniging de conclusies uit het onderzoeksrapport kritischer zou hebben beoordeeld en nader onderzoek zou hebben gedaan en/of de medisch specialist in de gelegenheid zou hebben gesteld met de beide betrokken maatschappen over werkhervatting te spreken. Door het onzorgvuldig handelen van de vereniging is de medisch specialist die kans echter onthouden. In deze situatie, waarin onzekerheid bestaat over de vraag of een op zichzelf vaststaande onrechtmatige daad schade heeft veroorzaakt, en waarin die onzekerheid haar grond vindt in de omstandigheid dat niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre in de hypothetische situatie dat die onrechtmatige daad achterwege zou zijn gebleven, de kans op succes zich in werkelijkheid zou hebben gerealiseerd, dient de leer van de kansschade te worden toegepast. Het hof is van oordeel dat voldaan is aan het condicio sine qua non-verband en stelt partijen in de gelegenheid zich uit te laten over de grootte van de kans dat bij achterwege blijven van het onrechtmatig handelen van de vereniging de schade niet zou zijn opgetreden. Vervolgens zal de schade moeten worden begroot door een vergelijking te maken tussen de situatie waarin de medisch specialist zich in feite bevindt en de hypothetische situatie waarin hij zich zou hebben bevonden indien de toelatingsovereenkomst met hem zou zijn voortgezet. Daarnaast dient de medisch specialist een nieuwe schadeberekening in het geding te brengen.

Het bestuur medische staf, in casu de Vereniging Medische Staf, kan dus nog niet opgelucht ademen. De uiteindelijke uitkomst zal worden moet worden afgewacht. Dat zal het hof in een volgend arrest bepalen, zo dat al vast te stellen is.

Welke les kan uit dit arrest worden geleerd? Wanneer de raad van bestuur van een ziekenhuis een toelatingsovereenkomst opzegt nadat een onderzoek is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de medische staf (in casu de vereniging), houdt de medische staf haar eigen verantwoordelijkheid en kan zelfstandig worden getoetst of het stafbestuur zorgvuldig heeft gehandeld. Ik kan me daarin vinden omdat de medische staf haar eigen verantwoordelijkheid heeft jegens haar leden en in de procedure rondom disfunctioneren een duidelijk gedefinieerde rol heeft. De medische staf laat het onderzoek onder haar verantwoordelijkheid uitvoeren en heeft als enige de mogelijkheid om toezicht te houden. Dat dient zij goed te doen en daar hoort een verantwoordelijkheid bij. Ook het advies van het stafbestuur is geregeld in de toelatingsovereenkomst en deze kan pas worden opgezegd nadat het advies van het stafbestuur is ingewonnen. (Het stafbestuur hoeft niet perse in te stemmen.) Het geven van een dergelijk advies hoort niet lichtvaardig te gebeuren. Toezien op en het geven van advies zijn taken waar verantwoordelijkheid bij hoort. Worden die taken niet goed uitgevoerd dan is beoordeling daarvan door de rechter een goede zaak. Op die manier wordt voorkomen dat te lichtvaardig met deze verantwoordelijkheden wordt omgegaan. Of in deze specifieke casus het er uiteindelijk toe leidt dat er schadevergoeding moet worden betaald, zal nog moeten blijken.