Naar boven ↑

Annotatie

E.E. Schaake
3 februari 2020

Rechtspraak

Samenwerking gemeente en huisarts in het kader van jeugdhulpverlening: een must.

1.1 Op 1 mei 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep zich voor het eerst uitgesproken over de Jeugdwet die op 1 januari 2015 in werking is getreden.[1] In deze uitspraak ging het om een jeugdige met psychiatrische problemen, die onder de oude wetgeving ondersteuning in de vorm van begeleiding ontving. De gemeente wees, na de inwerkingtreding van de Jeugdwet, het verzoek om verlenging van de begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget af. De gemeente stelde zich op het standpunt dat de moeder in staat was de begeleiding te geven die nodig was en baseerde zich hierbij op een advies van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG).

1.2 In de uitspraak schetst de Centrale Raad van Beroep een duidelijk kader aan de hand waarvan beoordeeld dient te worden of een jeugdige recht heeft op jeugdhulp. Verder is van belang dat de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat als specifieke deskundigheid vereist is voor het onderzoek naar de nodige hulp, een specifiek deskundig oordeel en een advies niet mogen ontbreken. De Centrale Raad van Beroep geeft in deze uitspraak duidelijk de zorgvuldigheidseisen die aan het onderzoek van de gemeente naar de behoefte aan jeugdhulp moeten worden gesteld. Naar het oordeel van de Centrale Raad van Beroep is het advies van het CJG ondeugdelijk wegens gebrek aan duidelijkheid over de problematiek en de benodigde hulp en omdat het niet inzichtelijk op de vereiste expertise berust.

1.3 Ik grijp deze uitspraak aan om in te gaan op de toegang tot jeugdhulp via de huisarts. Een jeugdige of zijn ouder kan op verschillende manieren toegang tot jeugdhulp krijgen. De toegang tot jeugdhulp kan bijvoorbeeld via de gemeente (het wijkteam) of via de (huis)arts verlopen. De wijkteams bepalen de toegang tot jeugdhulp, maar verlenen ook zelf jeugdhulp. Met een verwijzing van de huisarts kan de jeugdige rechtstreeks aankloppen bij de jeugdhulpaanbieder. Naast de toegang tot de jeugdhulp via de gemeente en de verwijzing via de (huis)arts kan een jeugdige ook toegang krijgen tot jeugdhulp als in het kader van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering door onder meer de kinderrechter, het Openbaar Ministerie of de gecertificeerde instelling is bepaald dat jeugdhulp nodig is (art. 3.5 lid 1 Jeugdwet).

1.4 Uit gegevens van het CBS blijkt dat de huisarts in 2015 de verwijzer was voor de helft van alle jeugdhulptrajecten en ook in 2016 werd de meeste jeugdhulp verwezen door de huisarts.[2] De huisarts heeft dus een grote rol bij de toegang tot jeugdhulp.

Hoe verloopt een verwijzing via de huisarts?

2.1 Het ingekochte of gecontracteerde aanbod is in beginsel leidend voor de huisarts en de jeugdhulpaanbieder. Als een jeugdige of zijn ouder na een verwijzing door een huisarts kiest voor een aanbieder zonder contract of subsidierelatie met de gemeente en de gemeente kan soortgelijke hulp leveren via een wel gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, dan hoeft de gemeente de jeugdhulp niet te vergoeden.[3]

2.2 Als een huisarts doorverwijst naar jeugdhulp staat – zo is de veronderstelling van de regering – vaak nog niet vast welke specifieke behandelvorm van jeugdhulp een jeugdige precies nodig heeft.[4] In de praktijk geeft de huisarts slechts een verwijzing voor bijvoorbeeld psychiatrische hulp of een andere vorm van jeugdhulp. De jeugdhulpaanbieder waar de jeugdige of zijn ouder met deze verwijzing naartoe gaat, beoordeelt inhoudelijk welke zorg de jeugdige precies nodig heeft en van welke omvang deze zorg dient te zijn. De jeugdhulpaanbieder zal dus de daadwerkelijke inhoud van de voorziening bepalen. Daarbij moet de jeugdhulpaanbieder zich houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van de contract- of subsidierelatie en is hij gebonden aan de professionele standaarden. De gemeenten kunnen de benodigde jeugdhulp niet weigeren of een verwijzing veranderen als deze in overeenstemming is met de professionele standaard (art. 2.6 lid 1 sub g Jeugdwet jo. art. 7:453 BW). De gemeenten mogen dus niet ‘op de stoel van de arts gaan zitten’.[5] Ook moet de jeugdhulpaanbieder bij het bepalen van de vorm van jeugdhulp en de frequentie zich houden aan de regels die hierover zijn opgenomen in de verordening.[6] De gemeente kan in haar verordening niet alleen aangeven welke vormen van jeugdhulp slechts na een besluit van de gemeente of een verwijzing door de huisarts toegankelijk zijn, maar ook de voorwaarden waaronder deze vormen van ondersteuning, hulp en zorg verkregen kunnen worden (art. 2.9 Jeugdwet).

De regierol van de gemeente

3.1 De gemeenten hebben in het jeugdhulpstelsel een regierol en zijn verantwoordelijk voor het leveren van alle jeugdhulp. De gemeenten moeten integrale hulp leveren aan gezinnen volgens het uitgangspunt één gezin, één plan, één regisseur. Dit concept beoogt een samenhangende oplossing voor de problemen van één gezin. Dit vraagt om een integrale beoordeling van die problemen en integrale besluitvorming over de oplossingen. Om de regierol van de gemeenten in het stelsel te borgen is het noodzakelijk dat over de invulling van de verwijzingsmogelijkheid van de huisarts en de voorwaarden die hieraan kunnen worden gesteld afspraken tussen de gemeente en de huisarts worden gemaakt. De gemeente en de huisarts zijn op grond van de Jeugdwet verplicht om dergelijke afspraken te maken (art. 2.7 lid 4 Jeugdwet). De gemeente kan hierdoor niet alleen de kosten beheersen maar ook de regie houden op het gehele hulpverleningsproces dat rondom de jeugdige en zijn ouders plaatsvindt.[7]

Hoe werkt het in de praktijk?

4.1 In de praktijk blijkt dat het in sommige gevallen lastig is om goede afspraken over het doorverwijzen tussen de gemeente en de huisarts te maken. Uit de eerste evaluatie van de Jeugdwet die op 30 januari 2018 verscheen, blijkt dat een deel van de ondervraagde gemeenten geen regie ervaart op de doorverwijzing door de huisarts.[8] Opvallend is dat grote gemeenten aangeven dat het hen vaker lukt om effectief regie te voeren op de verwijzing door (huis)artsen dan kleinere gemeenten.[9]

4.2 Uit verschillende rapporten blijkt dat gemeenten vinden dat de Jeugdwet onvoldoende handvatten biedt voor de rol van de huisarts en dat het rechtstreeks doorverwijzen door de huisarts naar specialistische zorg wordt gezien als bedreiging voor hun bedrijfsvoering.[10] Huisartsen wijzen daarentegen op hun autonome verwijsrecht en de privacy van de patiënt.[11] Ook zijn huisartsen kritisch op bijvoorbeeld de introductie van een zogenoemd perspectiefplan, waarin breed de ondersteuningsbehoeften van het gezin en de beoogde resultaten in kaart moeten worden gebracht voordat door de huisarts kan worden doorverwezen.[12]

4.3 Terug naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak leert dat de Centrale Raad van Beroep duidelijke zorgvuldigheidseisen stelt aan het onderzoek dat door de gemeente moet worden verricht naar de behoefte aan jeugdhulp. De wijze waarop door gemeenten invulling moet worden gegeven aan hun regierol wordt hierdoor voor een deel ingevuld. Als onvoldoende wordt samengewerkt tussen de gemeente, het wijkteam, de huisarts en de jeugdhulpaanbieder wordt de regierol van de gemeente uitgehold. Van regisseur wordt de gemeente dan uitsluitend financier. Voor gemeenten daarom alle aanleiding om met huisartsen duidelijke afspraken te maken over de verwijsmogelijkheid en (meer) de samenwerking op te zoeken.

Noten

[1] CRvB 1 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477, met name r.o. 4.3.1. Dit is tot nu toe (13 maart 2018) de enige belangrijke uitspraak van de CRvB over de Jeugdwet.

[2] Jeugdzorg voor en na de Jeugdwet, Overzicht van het gebruik van jeugdzorg 2011–2016, maart 2018, p. 16.

[3] Kamerstukken II 2012/13, 33684, 3, p. 149; Kamerstukken I 2013/14, 33684, F, p. 64.

[4] Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2012/13, 33684, 3, p. 148 en 149.

[5] Kamerstukken II, 33684, 10, p. 13, 55, 89, 96 en 98; Kamerstukken I 2013/14, 33684, D, p. 4, 5, 13, 51, 55, 89, 96 en 98; Kamerstukken I 2013/14, 33684, F, p. 28 en 32.

[6] Op grond van de Jeugdwet is de gemeente verplicht om een verordening vast te stellen waarin onder andere staat welke voorzieningen de gemeente aan jeugdigen en hun ouders biedt en hoe de toegang tot deze jeugdhulpvoorzieningen is geregeld.

[7] Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2012/13, 33684, 3, p. 126.

[8] Eerste evaluatie Jeugdwet, ZonMW (red.). Bijlage bij Kamerstukken II 2017/18, 34880, 1. Het betreft een tussenevaluatie. Zie art. 2.12 Jeugdwet en Kamerstukken II 2015/16, 31839, 515.

[9] Grote gemeenten (>100.000 inwoners) geven vaker aan (52%) dat het hen lukt om effectief regie te voeren op de verwijzing door (huis)artsen dan kleinere gemeenten (28% [25.000-100.000] en 35% [<25.000]).

[10] Eerste evaluatie Jeugdwet, Zon MW (red.), Bijlage bij Kamerstukken II 2017/18, 34880, 1, p. 218. Zie onder andere Hospers, S. and Q. van der Zijden (2017), Lokale inkleuring landelijke beleidsinformatie jeugdhulp – eerste half jaar 2016 en Baracs, M.N., et al. (2016), De zorg waar ze recht op hebben. Onderzoek naar de toegang tot en de kwaliteit van de jeugdhulp na decentralisatie. Deelrapport 3 van 3. Den Haag: De Kinderombudsman.

[11] De zorg waar ze recht op hebben. Onderzoek naar de toegang tot en de kwaliteit van de jeugdhulp na decentralisatie. Deelrapport 3 van 3. Den Haag: De Kinderombudsman, p. 29.

[12] Het Parool, ‘Amsterdamse huisartsen bezorgd om plannen jeugdzorg’, 13 december 2017. ‘Artsen in verzet tegen bureaucratische drempel voor doorverwijzen’, 15 december 2017 https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/artikel/-artsen-in-verzet-tegen-bureaucratische-drempel-voor-doorverwijzen-.htm.