Huisarts handelt niet onzorgvuldig door stoprecept uit te schrijven.

Een man maakt een herseninfarct door, wat volgens hem het gevolg is van het door de huisarts uitschrijven van een stoprecept voor cholesterolverlagende medicatie tien maanden eerder. De man vordert een verklaring voor recht dat de huisarts aansprakelijk is op grond van wanprestatie, onrechtmatige daad dan wel proportionele aansprakelijkheid. De huisarts betwist onderbouwd de verwijten die de man haar maakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de huisarts niet onzorgvuldig en wel als een redelijk bekwaam en redelijk handelend huisarts gehandeld. De rechtbank wijst de vorderingen van de man af.

CTG legt lichtere maatregel op aan huisarts voor off-label voorschrijven medicatie tijdens COVID-19 pandemie wegens (onder meer) actieve bemoeienis minister VWS met ‘proefproces’ van IGJ.

Anders dan het RTG oordeelt het CTG dat de huisarts het off-label voorschrijven van ivermectine en HCQ tijdens de COVID-19 pandemie achterwege had moeten laten, omdat niet is voldaan aan artikel 68 Geneesmiddelenwet. Het RTG had een berisping opgelegd, het CTG legt de huisarts een waarschuwing op. Hierbij weegt het CTG onder meer mee dat is komen vast te staan dat de toenmalige minister van VWS zich heeft bemoeid met het beleid van de inspectie in deze zaak en er op heeft aangedrongen dat 'disciplinerend' wordt opgetreden tegen de huisarts. Disciplinering van lastige artsen is echter geen doelstelling van het tuchtrecht. Ook het feit dat sprake is van een ‘proefproces’ weegt het CTG mee bij de hoogte van de maatregel.

Huisarts handelt niet in het belang van de volksgezondheid.

Huisarts heeft eigen patiënten en anderen voorzien van QR-codes door gefingeerde gegevens in te voeren. Zijn handelen is verwijtbaar en schendt het vertrouwen van de maatschappij in het systeem om de corona-epidemie te bestrijden en de rol van de arts daarin. Er is een berisping opgelegd.

Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde deels niet-ontvankelijk wegens ontbreken persoonlijke verwijtbaarheid. Voor overige terugverwijzing.

Het RTG oordeelt dat klaagster niet-ontvankelijk is wegens twijfels over de vertegenwoordiging van de wil van de patiënt. Het CTG oordeelt op andere gronden tot niet-ontvankelijkheid en verwijst de zaak voor het overige terug naar het RTG.