Naar boven ↑

Update

Nummer 15, 2025
Uitspraken van 29 augustus 2025 tot 11 september 2025
Redactie: Mr. P.J.V. Bertrams, mr. dr. R.P. Wijne, mr. L. Beij, mr. J.W. Bosman, mr. M. Christe, mr. A.C. de Die, mr. M.A. Goldschmidt, mr. J.F. Groen, mr. N.A.D. Groot, mr. I.W. Hanemaaijer, mr. M.M. Hofstee, mr. A. Jagt, mr. J.M. Janson, mr. drs. C. van der Kolk, mr. X.R. van der Kruk-Ras, mr. I.J. de Laat, mr. E. Lam, mr. M. Martin, mr. A.M. De Nijs, mr. C. Pluijgers, mr. T.R. Riemersma, mr. A. Rube, mr. D. Schuurman, mr. S. Snelder, mr. C. Velink, mr. C.W.M. Verberne, mr. H.B.M. Vrieling, mr. J.M. de Vries, mr. D. van der Wal en mr. K.S. Waldron.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe GZR Update aan.

Rechtspraak
Graag wijs ik u op de uitspraken onder aan deze nieuwsbrief. Ik licht er enkele voor u uit.

Medisch beroepsgeheim wijkt voor belang om niet met schade te blijven zitten
De eerste uitspraak die ik wil belichten, heeft betrekking op het beroepsgeheim (GZR 2025-0207). Een fysiotherapeut krijgt bij een oefening met een patiënt een ijzeren staaf op zijn hoofd. Door dit voorval raakt hij blijvend arbeidsongeschikt. De fysiotherapeut vraagt aan zijn werkgever, de fysiotherapiepraktijk, de naam, het adres en de woonplaats (NAW-gegevens) van de patiënt om deze aansprakelijk te stellen. De praktijk weigert dat, en dus vordert de fysiotherapeut de NAW-gegevens thans in kort geding. De man beroept zich daarbij op artikel 843a lid 1 Rv. De praktijk verweert zich met een beroep op het medisch beroepsgeheim (art. 843a lid 3 Rv).

De kantonrechter stelt de fysiotherapeut in het gelijk. Naar inschatting van de kantonrechter bestaat er een gerede kans dat de fysiotherapeut de patiënt met succes kan aanspreken; de fysiotherapeut heeft dus een belang bij de gevorderde gegevens. Ook de praktijk heeft een belang, bestaande uit bescherming van het (afgeleid) medisch beroepsgeheim jegens de patiënt. De wettelijke bepalingen waar partijen zich op beroepen, beschermen geen belangen met een absoluut karakter, en dus komt het aan op een belangenafweging, aldus de kantonrechter.

Die belangenafweging pakt in dezen uit in het voordeel van de fysiotherapeut. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.

  • De gegevens zijn voor de fysiotherapeut noodzakelijk en het is aannemelijk dat de man de gegevens uitsluitend via de praktijk kan verkrijgen.
  • Het gaat enkel om NAW-gegevens. NAW-gegevens zijn geen medische gegevens in strikte zin.
  • Ook niet-medische gegevens kunnen onder het medisch beroepsgeheim vallen, in de zin dat daarmee de identiteit bekend is van degene die zich voor een specifieke vorm van hulp tot een behandelaar heeft gewend.
  • Het gaat hier echter om een zeer algemene en veelvoorkomende behandeling als fysiotherapie en de fysiotherapeut was zelf de behandelaar van de patiënt. Niet valt in te zien waarom het absoluut en onder alle omstandigheden een geheim moet zijn, of blijven, dat iemand op enig moment fysiotherapie heeft gevolgd.
  • Als de NAW-gegevens al onder het (afgeleide) beroepsgeheim vallen, is het gerechtvaardigd om dat in dezen te doorbreken.

Het belang van de fysiotherapeut om te voorkomen dat hij met zijn schade blijft zitten – wat in het maatschappelijk verkeer onaanvaardbaar zou zijn – legt zeer veel gewicht in de schaal, aldus de kantonrechter.

De vrees van de fysiotherapiepraktijk om achteraf te worden geconfronteerd met een tucht- of strafrechtelijke sanctie en/of een klacht die samenhangt met de Wet BIG of de AVG, wordt ondervangen door het feit dat de praktijk de gegevens niet vrijwillig verstrekt, maar dat er een rechterlijk bevel aan ten grondslag ligt.

Dat de eer en goede naam van de praktijk (desalniettemin) wordt aangetast als zij de gegevens prijsgeeft, acht de kantonrechter niet aannemelijk. Het weegt bovendien minder zwaar dan het belang van de fysiotherapeut.

Rechtbank vernietigt beslissingen beroepsverenigingstuchtrechter
De tweede uitspraak heeft betrekking op de interne tuchtrechtspraak van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT) (GZR 2025-0222). In een slepend conflict tussen twee tandartspraktijken doet het intern tuchtorgaan van de KNMT, dit is de Commissie Intern Tuchtrecht (CIT), twee uitspraken. Dergelijke uitspraken kwalificeren als een besluit van een orgaan van een rechtspersoon. Zo een partij zich in een uitspraak niet kan vinden, dient de rechter deze te toetsen aan de in artikel 2:14 lid 1 BW en artikel 2:15 lid 1 sub a tot en met c BW opgenomen criteria. Bij de vraag of een besluit op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW wegens strijd met de in artikel 2:8 BW bedoelde redelijkheid en billijkheid vernietigbaar is, geldt de toetsingsmaatstaf of gebondenheid aan de beslissing in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.

In de onderhavige kwestie vernietigt de rechtbank beide uitspraken, omdat enerzijds is gehandeld in strijd met het eigen tuchtreglement (de CIT had partijen schriftelijk geïnformeerd geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling na de regiezitting, maar daarbij partijen niet om instemming gevraagd en niet de gelegenheid geboden alsnog te worden gehoord, zoals het tuchtreglement voorschrijft ) en anderzijds in strijd met de redelijkheid en billijkheid was beslist (de CIT had een oordeel uitgesproken over en een beslissing gegeven ten aanzien van een derde die geen procespartij was).

Zorgverlener mag aantekening van verwijderverzoek bewaren
Een derde uitspraak breng ik onder uw aandacht vanwege de relevantie voor de aantekeningen in het dossier (GZR 2025-0229). Een vrouw verzoekt een zorgverlener om haar medisch dossier te verwijderen. Dat doet de zorgverlener. Van het verwijderverzoek maakt de zorgverlener aantekening. Daar is de vrouw het niet mee eens en zij verzoekt de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) handhavend op te treden tegen de zorgverlener. De AP wijst het verzoek af en het bezwaar ongegrond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Ook het hoger beroep is thans ongegrond. De zorgverlener heeft een dossierplicht en moet zich tegenover toezichthouders kunnen verantwoorden. In verband daarmee was het vastleggen van de aantekening rechtmatig en het bewaren ervan noodzakelijk. Van een overtreding door de zorgverlener is geen sprake, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

LinkedIn-groep
Bent u al bekend met onze LinkedIn-groep? Nadat u op LinkedIn bent ingelogd, wordt u op deze pagina geattendeerd op onze nieuwsbrief, maar ook op ander nieuws. Verder kan op deze pagina kennis worden gedeeld.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de gezondheidsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, dan kunt u mailen naar klantenservice@boom.nl. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar klantenservice@boom.nl.

Alvast een goed weekend.

Met vriendelijke groet,

Rolinka Wijne
Hoofdredacteur GZR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank

Raad van State

Tuchtcolleges