Naar boven ↑

Annotatie

mr. S. Koelewijn en M. van de Velde
11 oktober 2023

Rechtspraak

Wilsbekwaam verzet: rechter in tijdsnood bij verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel

1. Inleiding

1.1. Dat wilsbekwaam verzet van een cliënt tegen verplichte zorg op grond van de Wet verplichte ggz (‘Wvggz’) moet worden gerespecteerd, heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2022[1] al verhelderd. Als sprake is van een bijzondere situatie (als bedoeld in art. 2:1 lid 6 aanhef en onder b Wvggz), waarin (bijvoorbeeld) acuut levensgevaar dreigt voor de betrokkene of voor een ander, mag het wilsbekwame verzet terzijde worden geschoven. De rechter dient de wilsbekwaamheid van een betrokkene daarom ook te beoordelen indien hij of zij tijdens een procedure tot het verlenen van een zorgmachtiging of crisismaatregel een voldoende toegelicht bezwaar maakt tegen de voorgestelde verplichte zorg én zich geen bijzondere situaties voordoen. Hiertoe dient, indien daarover in de medische verklaring niet is gerapporteerd, een verklaring te worden gevraagd van een onafhankelijk arts of klinisch psycholoog waaruit blijkt of de betrokkene tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is.

1.2. In de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 juni 2023 is echter afgeweken van de lijn van de Hoge Raad. In deze zaak ging het om een verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, waarop binnen drie dagen moest worden beslist.[2] De advocaat van de betrokkene had bepleit dat bij de betrokkene sprake was van wilsbekwaam verzet. Uit de medische verklaring bleek echter niet of de betrokkene al dan niet in staat was tot een redelijke waardering van zijn belangen omtrent verplichte zorg. De rechtbank zag ook geen mogelijkheid om binnen de beslistermijn de zaak aan te houden om de wilsbekwaamheid alsnog te laten beoordelen door een onafhankelijke psychiater. De rechter koos ervoor om het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel in dit geval tóch te verlenen in verband met de spoedeisendheid van de zaak en ging dus voorbij aan het verweer van de betrokkene. En dat terwijl er geen acuut levensgevaar voor de betrokkene werd vastgesteld. In deze annotatie bespreken wij de uitspraak van de rechtbank Rotterdam in het licht van de eerdere rechtspraak over wilsbekwaam verzet en de Wvggz.

2. De casus van de rechtbank Rotterdam

2.1. De feiten zoals beschreven in de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, geven ons het volgende beeld van de betrokkene. Een man die vermoedelijk drugs gebruikt en kampt met een psychotische stoornis (gedacht wordt aan schizofrenie) is opgenomen in een GGZ-instelling. In zijn psychotische belevingen spreekt hij mensen aan op straat en daarmee loopt hij het risico dat hij agressie van anderen over zich afroept. De man verwaarloost zichzelf, eet niet goed en vervuilt zijn huis. Bij de crisisdienst heeft hij aangegeven dat hij denkt dat hij een chip in zijn hoofd heeft.

2.2. De aanleiding voor zijn opname in de GGZ-instelling was dat hij in verwarde toestand met de trein naar Dordrecht vertrok, maar eenmaal in Dordrecht aangekomen, wist hij niet meer wat hij daar deed en hoe hij terug moest komen. In de GGZ-instelling gedroeg hij zich geagiteerd door een psychotisch toestandsbeeld. Ook de rechtbank nam dit gedrag tijdens de zitting waar. Voortzetting van de crisismaatregel (op grond van art. 7:7 Wvggz) lag volgens de verzoeker, de officier van justitie, in de rede, omdat de procedure voor een zorgmachtiging, die tot drie weken kan duren, niet kon worden afgewacht.

2.3. De rechter achtte het noodzakelijk dat de man verschillende vormen van verplichte zorg zou krijgen, zoals het toedienen van medicatie, beperking van de bewegingsvrijheid en opname in de accommodatie. De man verzette zich hiertegen, gaf aan dat hij geen psychotische klachten had en dat hij zijn medicatie vrijwillig zou innemen. Vanuit de instelling werd betwijfeld of hij de medicatie in de toekomst zou blijven nemen, waardoor de verwachting was dat het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel zich opnieuw zou voordoen als de man de kliniek zou verlaten en zijn behandeling gestaakt werd.

2.4. De advocaat van de man voerde aan dat sprake was van wilsbekwaam verzet, omdat uit de medische verklaring van de psychiater niet bleek dat hij wilsonbekwaam was. Daarbij verwees de advocaat naar het arrest van de Hoge Raad van 4 februari 2022.[3] De rechtbank overwoog dat inderdaad niet uit de medische verklaring bleek of de man wilsonbekwaam was. Bovendien was niet komen vast te staan dat sprake was van acuut levensgevaar voor de man zelf, dan wel een aanzienlijk risico op ernstig nadeel voor een ander of gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen, in welk geval op grond van artikel 2:1 lid 6 aanhef en onder b Wvggz aan wilsbekwaam verzet mag worden voorbijgegaan.

2.5. Hoewel het verweer van de advocaat onzes inziens plausibel is, gaat de rechter daaraan voorbij. Volgens de rechter moet in dit geval een uitzondering op de regel worden gemaakt, omdat de spoedeisendheid van de zaak dat verlangt. De rechter verwijst naar artikel 7:8 lid 3 Wvggz, welk artikel de rechter verplicht om binnen drie dagen op het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel te beslissen. Binnen die beslistermijn is het volgens de rechter niet mogelijk om de wils(on)bekwaamheid van betrokkene (alsnog) te laten beoordelen door een onafhankelijke psychiater. In afwijking van de wettelijke bepalingen die gelden voor een zorgmachtiging, wordt bij een verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel de beslistermijn niet verlengd als er een deskundigenonderzoek wordt gelast (art. 6:2 lid 4 jo. 6:1 lid 5 Wvggz). In de uitspraak wordt voorts verwezen naar een advies van de landelijke expertgroep verplichte zorg, om in een geval als dit een uitzondering te maken. Dit advies is echter niet online raadpleegbaar, waardoor niet goed kan worden beoordeeld of de rechter onzes inziens op basis van het advies terecht heeft geconcludeerd dat in dit geval een uitzondering mocht worden gemaakt.

2.6. Kortom: de spoedeisendheid van de zaak maakt hier dat geen onderzoek wordt gedaan naar de wilsbekwaamheid van de man. Bovendien acht de rechter het gelet op de overgelegde informatie en de mondelinge behandeling aannemelijk dat de man niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ten aanzien van verplichte zorg. Zonder te beschikken over een aanvullende medische verklaring met betrekking tot de wilsbekwaamheid van de betrokkene verleent de rechtbank dus een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel.

3. Het honoreren van wilsbekwaam verzet

3.1. Is deze uitspraak te volgen in het licht van de Wvggz in samenhang met de reeds uitgezette lijn van de Hoge Raad?

3.2. De verplichte zorg die op grond van de Wvggz aan een betrokkene kan worden verleend kan onder meer op grond van een zorgmachtiging, een crisismaatregel of een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel toegepast worden (art. 3:1 aanhef en sub a, b en c Wvggz). Indien de betrokkene bezwaar heeft tegen de toepassing van verplichte zorg, kan een beroep op wilsbekwaam verzet worden gedaan. Het wilsbekwaam verzet ligt in artikel 2:1 lid 6 Wvggz besloten. Op grond van dit artikel moeten de wensen en voorkeuren van de betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg worden gehonoreerd, tenzij (kort gezegd):

a) de betrokkene niet wilsbekwaam is; of

b) acuut levensgevaar voor de betrokkene dreigt, er een aanzienlijk risico voor een ander is op onder andere levensgevaar of ernstig lichamelijk letsel of de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.

3.3. Een beroep op wilsbekwaam verzet slaagt, indien de betrokkene in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake verplichte zorg (dus: als de betrokkene wilsbekwaam is) én indien geen sprake is van de situaties zoals bedoeld onder hetgeen hiervoor is beschreven onder b.

3.4. Ten aanzien van ‘acuut levensgevaar’ geldt dat de drempel hoog is. De Hoge Raad maakte in het arrest van 12 mei 2023[4] duidelijk dat, als er wel levensgevaar dreigt voor de betrokkene, maar dit niet acuut is, er geen sprake van ‘acuut levensgevaar’ is in de zin van dit artikel. Bovendien houdt ‘levensgevaar’ meer in dan de mogelijkheid tot een toename van ernstig nadeel na het uitblijven van de verplichte zorg. Het zelfbeschikkingsrecht van de betrokkene (wat art. 2:1 lid 6 Wvggz beoogt te beschermen) prevaleert dus boven de bescherming van de betrokkene tegen zichzelf in de situatie waarin de verplichte zorg uitblijft met de mogelijkheid tot een toename van ernstig nadeel tot gevolg. De gedachte hierachter is dat evenveel waarde wordt gehecht aan de eigen mening en de instemming van een wilsbekwaam persoon met een psychische stoornis als aan een wilsbekwaam persoon zonder psychische stoornis.[5]

3.5. Wilsbekwaam verzet geldt volgens de Hoge Raad in alle fasen van de procedure en voor alle vormen van verplichte zorg.[6] Dus ook tijdens een eventuele voortzetting van de crisismaatregel, zoals hier aan de orde was. Als de betrokkene tijdens de procedure tot het verlenen van een zorgmachtiging of crisismaatregel een voldoende toegelicht bezwaar maakt tegen de voorgestelde verplichte zorg, zal de rechter eerst moeten beoordelen of de situaties uit artikel 2:1 lid 6 onder a en b Wvggz zich voordoen. Is dat het geval, dan hoeft er geen nader onderzoek te worden gedaan naar de wilsbekwaamheid van de betrokkene.[7]

3.6. Doen deze situaties zich niet voor, dan zal de rechter moeten beoordelen of de betrokkene wils(on)bekwaam is. Is de betrokkene wilsbekwaam, dan moet het verzet worden gehonoreerd. Een dergelijke beoordeling geschiedt op basis van een medische verklaring, meestal opgesteld door een onafhankelijke psychiater. Indien in de medische verklaring niet is gerapporteerd over de wilsbekwaamheid ter zake beslissingen omtrent verplichte zorg, dient de rechter – in ieder geval bij het verzoek om een zorgmachtiging – alsnog om een verklaring te vragen van een onafhankelijk arts of klinisch psycholoog waaruit blijkt of de betrokkene tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is. Zo nodig dient de procedure daartoe te worden aangehouden. Artikel 6:2 lid 4 jo. 6:1 lid 5 Wvggz biedt de mogelijkheid dat de beslistermijn van de rechter in het geval van een zorgmachtiging met drie weken wordt verlengd.[8] Die verlengingsmogelijkheid biedt de Wvggz echter niet in het geval van een verzoek om voortzetting van een crisismaatregel (hoofdstuk 7 Wvggz). In onderhavige situatie had de rechter dus geen mogelijkheid om de procedure aan te houden.

4. Visie

4.1. Overduidelijk heeft de rechter die deze zaak heeft behandeld een beslissing moeten nemen in tijdsnood. Op 19 juni 2023 kwam het verzoekschrift om voortzetting van de op 17 juni 2023 opgelegde crisismaatregel binnen bij de rechtbank. Dat betekent dat de rechter uiterlijk op 22 juni 2023 moest beslissen over het verzoek (art. 7:8 lid 3 Wvggz). Op die dag vond de mondelinge behandeling plaats. Als de rechter niet op diezelfde dag een beslissing zou nemen, zou de crisismaatregel komen te vervallen en kon deze dus niet worden voortgezet (art. 7:5 onder a Wvggz).[9]

4.2. Enerzijds moet het zelfbeschikkingsrecht van betrokkene zo veel mogelijk in acht worden genomen en heeft de Hoge Raad een heldere lijn uitgezet omtrent het wilsbekwaam verzet. Vast staat in ieder geval dat de wilsbekwaamheid moet worden getoetst als er voldoende toegelicht bezwaar is gemaakt tegen de verplichte zorg en zich geen acute situaties voordoen. Er wordt geen onderscheid gemaakt in het type procedure, zoals in dit geval een verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel. In dat licht is deze uitspraak niet goed te volgen. Ook in andere procedures met betrekking tot de Wvggz zien we doorgaans juist dat rechters zich strikt houden aan vereisten bij verzoeken omtrent (de voortzetting van) crisismaatregelen. Bijvoorbeeld de eis dat een psychiater een betrokkene tijdens het medisch onderzoek in diens fysieke aanwezigheid spreekt en observeert.[10] Gebeurt dat niet fysiek, dan ligt afwijzing van het verzoek (tot voortzetting) van de crisismaatregel voor de hand.[11] Dat betekent in de praktijk dat de betrokkene dus voorlopig geen verplichte zorg krijgt. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan van dit vereiste worden afgeweken.[12]

4.3. Anderzijds werd de rechter in dit geval geconfronteerd met een persoon die duidelijk in de war was en verplichte zorg nodig had. Dat bleek ter zitting zowel uit de verklaringen van de betrokken hulpverleners als uit de gedragingen van de betrokkene ter plaatse. Het was ook niet de eerste keer dat deze persoon psychotische belevingen had waarvoor hij verplichte zorg nodig had. Bovendien stond er in de medische verklaring helemaal niets over de wilsbekwaamheid van de betrokkene. Er stond dus ook niet in de medische verklaring dat betrokkene wél wilsbekwaam was ter zake. Bovendien waren er signalen waardoor het aannemelijk was dat de betrokkene niet wilsbekwaam was. In dat licht is het wel begrijpelijk dat voornoemde omstandigheden tot deze uitkomst hebben geleid. Ook zou de landelijke expertgroep verplichte zorg een advies hebben gegeven, waar de rechter zich in dit geval op gebaseerd heeft om een uitzondering te maken. Helaas is niet inzichtelijk wat dit advies inhield, nu dit online niet te vinden is.

4.4. Tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam is cassatie ingesteld.[13] Of de uitspraak standhoudt, zal dus nog moeten blijken.

4.5. De rechter heeft kennelijk nog gezocht naar een juridische grondslag in de Wvggz om de beslissing nog even uit te stellen en in de tussentijd een deskundigenonderzoek naar de wilsbekwaamheid van de betrokkene te gelasten, maar die mogelijkheid biedt de Wvggz inderdaad niet. Met deze uitspraak krijgen wij op een presenteerblaadje aangeboden dat die mogelijkheid wel moet worden opgenomen in de Wvggz. Onzes inziens zou de beslistermijn dus ook bij een voortzetting van een crisismaatregel verlengd moeten kunnen worden, als de verlenging van de beslistermijn in redelijke verhouding staat tot de (eventueel) op te leggen maatregel. Gelet op het feit dat een crisismaatregel zich kenmerkt door spoedeisendheid en door de burgemeester wordt verleend, waardoor een rechterlijke toets nog is uitgebleven, ligt wel een korte uitsteltermijn voor de hand. Een termijn van maximaal drie dagen zou voldoende moeten zijn om een (nieuwe) medische verklaring te bemachtigen waarin een oordeel wordt gegeven over de wilsbekwaamheid ter zake. Gelet op de reeds opgenomen schakelbepaling in artikel 7:8 lid 2 Wvggz naar artikel 6:1 lid 5 Wvggz over het gelasten van een deskundigenonderzoek, zou enkel nog een nieuwe (schakel)bepaling nodig zijn van dezelfde strekking als artikel 6:2 lid 4 Wvggz, waardoor de beslistermijn kan worden verlengd.

4.6. Het voorgaande zou het dilemma waarvoor de rechter in deze zaak stond, oplossen. Op de manier waarop de rechter nu tot de beslissing is gekomen, gaat de rechter noodgedwongen op de stoel van de psychiater zitten, terwijl het aan de psychiater of een andere deskundige is om een beoordeling te geven over de wilsbekwaamheid van een betrokkene, niet de rechter.

Simone Koelewijn en Maura van de Velde
Beiden advocaat bij Nysingh advocaten en notarissen


[1] HR 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1466.

[2] Art. 7:8 lid 3 Wvggz.

[3] HR 4 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:123.

[4] HR 12 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:694.

[5] HR 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1466, r.o. 3.1.2.

[6] HR 4 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:123, r.o. 3.1.3.

[7] Parket bij de Hoge Raad, 10 februari 2023, ECLI:NL:PHR:2023:286

[8] HR 4 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:123.

[9] Rb. Overijssel 18 februari 2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:934; Rb. Overijssel 21 januari 2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:852; Rb. Amsterdam 31 mei 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:3745.

[10] HR 21 april, ECLI:NL:HR:2023:663.

[11] Rb. Limburg 11 augustus 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:4995.

[12] Rb. Noord-Holland 8 augustus 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:7770.

[13] Tegen de beslissing van de rechter inzake het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel staat geen hoger beroep open (art. 7:8 lid 5 Wvggz).