Bij klaagster is een tumor in de borst geconstateerd. Klaagster heeft vervolgens een borstbesparende operatie ondergaan. Klaagster verwijt de aangeklaagde chirurg onder meer dat hij als hoofdbehandelaar heeft verzuimd informatie te verschaffen aan klaagster en haar familie over de gewijzigde PA-uitslag van de tumorgrootte en het gewijzigde behandelplan. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat klachtonderdeel gegrond en legt de chirurg de maatregel van waarschuwing op. Klaagster komt in principaal beroep tegen de ongegrond verklaarde klachtonderdelen. De chirurg komt in incidenteel beroep tegen het gegrond verklaarde klachtonderdeel. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het principaal beroep en vernietigt in het incidenteel beroep de bestreden beslissing voorzover het tweede klachtonderdeel gegrond is verklaard. Het klachtonderdeel wordt alsnog ongegrond geacht.

X/Y

Huisartsen valt niet te verwijten dat zij op 2 maart 1993 rond 15.00 uur dan wel aan het eind van de middag niet de diagnose meningokokkensepsis hebben gesteld. Wel valt hen te verwijten dat zij de ouders onvoldoende hebben geïnformeerd over de gang van zaken na sluiting van de praktijk, alsmede hoe te handelen indien de medische situatie van hun anderhalf jaar oude dochtertje Fatima zou verslechteren en vanwege onvoldoende overdracht aan de waarnemend huisarts. Met deze tekortkomingen staat het condicio sine qua non-verband met het verlies van een kans op een beter behandelresultaat nog niet vast. Voor het bewijs daarvan is aannemelijkheid voldoende. Dat bewijs is geleverd, met als resultaat dat het hof ervan uitgaat dat in een situatie zonder tekortkomingen de behandeling van Fatima niet om 23.00 uur maar om 19.30 uur zou zijn aangevangen. Derhalve zijn de huisartsen aansprakelijk voor de door hun tekortkomingen veroorzaakte schade. Daarmee staat nog niet vast of en zo ja, hoe groot, de kans op een beter behandelresultaat zou zijn geweest. Daarvoor is een deskundigenbericht nodig. Het hof verwijst de zaak naar de rol voor een memorie aangaande het te entameren deskundigenonderzoek.

CASA Klinieken/CvZ

Geen omstandigheden aangevoerd op basis waarvan het College voor Zorgverzekeringen van de in beleidsregels opgenomen percentages voor de subsidiëring van verbouwingskosten had moeten afwijken.

X/Y

Het college oordeelt het handelen van de verpleegkundige beneden de tuchtrechtelijke maat. Van de verpleegkundige, als avondhoofd met een coördinerende functie, mag en moet verwacht worden dat hij, ook in een crisissituatie, met een geëmotioneerde familie, adequaat handelend en communicerend optreedt. Hierin is hij tekortgeschoten. De reflectie op het eigen handelen is voorts minimaal. Berisping.

Apothekersgroep/Achmea

Achmea is niet verplicht apothekers een zorginkoopcontract aan te bieden.

X/Y

Klachten tegen verpleegkundige, werkzaam als casemanager bij GGZ-instelling, wel ontvankelijk maar niet gegrond. Voldoende en adequate woonbegeleiding verleend, CIZ-indicatie door klager ondertekend en niet gebleken van schending geheimhoudingsplicht.

X/Y

Klachten tegen verpleegkundige, werkzaam als manager bedrijfsvoering bij GGZ-instelling, wel ontvankelijk maar niet gegrond. Voldoende en adequate woonbegeleiding verleend, CIZ-indicatie door klager ondertekend en niet gebleken van schending geheimhoudingsplicht.

X/Y

Ondanks beperkt inzicht in de medische voorgeschiedenis van patiënte, had de waarnemend huisarts zich bij de visite beter rekenschap dienen te geven van de omstandigheden en risicofactoren van patiënte. Patiënte was oud en kwetsbaar, was recent in het ziekenhuis opgenomen in verband met een bloeding en had een in omvang toenemend haematoom. De waarnemend huisarts heeft tijdens de visite nagelaten om contact op te nemen met een internist uit het betrokken ziekenhuis. Waarschuwing.

X/SRC

De onderhavige kwestie ziet op een (ex-)ziekenhuisapotheker die na een lange periode in dit beroep werkzaam te zijn geweest een functie is gaan vervullen als farmaceutisch adviseur bij een zorgverzekeraar en later als consultant. Het verzoek om herregistratie wordt door de registratiecommissie afgewezen. De rechtbank achtte het besluit van de registratiecommissie onvoldoende gemotiveerd en droeg de registratiecommissie op een nieuw besluit te nemen. het ingestelde hoger beroep door de (ex-)ziekenhuisapotheker tegen de uitspraak van de rechtbank en het nieuwe besluit van de registratiecommissie wordt door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ongegrond geacht.

A/B

Verzoek van een ziekenhuis tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een kinderarts op grond van een dringende reden en veranderde omstandigheden: primair schending van het beroepsgeheim door de arts; secundair onherstelbaar verstoorde verhoudingen met de andere kinderartsen. Kindergeneeskundige zorg in het ziekenhuis niet gewaarborgd als de arts in het ziekenhuis werkzaam blijft. Volgens het Scheidsgerecht bestond er een voldoende rechtvaardiging voor de schending van het beroepsgeheim door de arts; het is te billijken dat zij calamiteiten in het ziekenhuis heeft besproken met haar echtgenoot, die tevens haar huisarts is. Ontbinding op een van de overige gronden is een te zwaar middel, omdat de verhoudingen tussen de kinderarts en haar vakgroep niet onherstelbaar verstoord zijn. Het verzoek wordt afgewezen.